Japan en de EU hebben een historisch akkoord gesloten dat de grootste vrijhandelszone ter wereld oplevert. Een sterk gebaar gezien het protectionistische spel dat de VS spelen …
Een jaar na Canada (CETA) tekende de Europese Unie onlangs een zeer omvangrijk economisch en commercieel verdrag met Japan: JEFTA (Japan-EU Free Trade Agreement). Na vijf jaar onderhandelen raakten de twee partners het eens over een tekst die in 2019 in werking zal treden. Anders dan CETA — dat de Italiaanse regering nog altijd weigert te ratificeren — hoeft dit nieuwe verdrag niet apart door elk nationaal parlement te worden bekrachtigd. Het verdrag omvat namelijk geen bepalingen over de bescherming van investeringen en de oplossing van conflicten (arbitragesystemen). Door de verschillende lidstaten werd hieromtrent niet gedebatteerd, hetgeen nadien toch wel wat kritiek opleverde…
Een belangrijk economisch verdrag
De omvang van het verdrag is groot: het gaat om bijna één derde van het wereldwijde bbp, 40% van de wereldwijde handel en een groep van ruim 600 potentiële consumenten! Dit maakt JEFTA het grootste verdrag dat ooit door de EU is afgesloten. Op de VS en China na is Japan de grootste economische partner van Europa. Met dit verdrag versterkt het land zijn banden met de EU. De commerciële betrekkingen met Berlijn zijn overigens nu al uitstekend: Duitsland is de grootste Europese exporteur naar Japan. Ook vanuit België zit de export naar de Japanse archipel de laatste jaren in de lift: wij staan op de 5de plaats in het Europees klassement. Andersom is België de Europese nummer 4 wat de import vanuit Japan betreft. In totaal kunnen 74.000 Europese bedrijven (waarvan 78% kmo's) naar Japan exporteren. Deze uitwisselingen zijn goed voor 600.000 rechtstreekse jobs binnen de EU. Volgens de experts zal de verkoop aan Japan met 16 tot 24% toenemen.
Op het programma: intensievere uitwisseling!
Dit verdrag is goed nieuws voor de Europese economie! Dankzij de verlaging van de Japanse douanetarieven, wordt de lokale markt — bijna 127 miljoen consumenten — opengezet voor de voornaamste landbouwproducten (85%) van de Europese Unie, zoals chocolade, wijn en pasta. Vandaag moet een Europees bedrijf dat in Tokio chocolade wil verkopen, 30% invoerrechten betalen. Voor melk en kaas waren de besprekingen niet eenvoudig; ze resulteerden in een afschaffing van de (zeer hoge) taksen, maar met een overgangsperiode die wel 15 jaar kan duren. Ook voor runds- en varkensvlees worden de taksen geleidelijk afgebouwd. Bepaalde niet-voedselproducten, zoals schoenen, profiteren ook van de versoepeling. Volgens experts zullen de Europese ondernemingen samen tot wel een miljard euro aan douanekosten kunnen besparen …
De Japanse autosector schakelt naar een hogere versnelling!
Tokio heeft beloofd om ruim 200 ‘Europese producten’, waaronder de Jambon d’Ardenne, hetzelfde beschermingsniveau te bieden als in Europa. Suiker en rijst – symbolische producten die lokaal sterk worden gesubsidieerd – vallen buiten het verdrag. Maar wie een verdrag afsluit, levert ook iets in. De Europese invoerrechten op Japanse auto's – op dit moment bedragen die 10% - zullen verdwijnen. Ook dit wordt geleidelijk aan toegepast (over een periode van 7 jaar). Auto-onderdelen (waarop op dit moment 3% taks wordt geheven) worden ook vrijgesteld van invoerrechten en dat vanaf het moment dat het verdrag in werking treedt.
Niet iedereen is blij…
Net als CETA (en TAFTA) heeft het verdrag met Japan niet enkel voorstanders. Het ‘geheime’ karakter van de besprekingen roept vragen op. Vooral de ‘samenwerking op regelgevingsgebied’ die JEFTA voorziet, maakt volgens sommigen ‘een einde aan de laatst overgebleven niet-tarifaire handelsbarrières’ (dat zijn de verschillen in normen en regels). Een ander pijnpunt is dat het onderdeel over duurzame ontwikkeling niet bindend is… Volgens bepaalde milieu-ngo's is het verdrag zelfs tegenstrijdig: de verbintenissen inzake de strijd tegen klimaatverandering en de verwachte intensievere handel zijn onverenigbaar met elkaar, zo luidt het …
30.07.2019
Kmo’s: drijvende kracht achter de werkgelegenheid, maar (nog) niet achter de lonen ...
Hoewel kmo’s een van de drijvende krachten vormen wat de werkgelegenheid in België betreft, volgt het salarisniveau meestal niet. Zo zouden de lonen er 20% lager liggen dan in grote bedrijven ...
De voorbije tien jaar is het aantal kmo’s blijven groeien in België. Dat blijkt ook uit het rapport van Graydon in samenwerking met de UCM en UNIZO: tussen 2008 en 2017 zou hun aantal met 23,2% gestegen zijn. Dat betekent dat er eind 2017 meer dan een miljoen kmo’s actief waren. Aangezien ze 99% van het nationale economische weefsel vertegenwoordigen, zijn ze van cruciaal belang voor onze economie, zeker als het gaat om het creëren van banen ...
De evolutie van de werkgelegenheid? Gestaag
Er wordt al jarenlang een stijging genoteerd. Dat werd in het eerste kwartaal van 2019 nog maar eens bevestigd met een stijging van 0,9% van de banen die gecreëerd worden in bedrijven met minder dan 100 werknemers. In dit positieve kader zijn het de allerkleinste kmo’s (minder dan 20 werknemers) die het nog beter doen. Een vaststelling die volledig in lijn ligt met het recentste rapport van de OESO over het onderwerp op Europees niveau (“Perspectieven van de OESO op de kmo’s en het ondernemerschap). Het percentage jobcreatie zou er immers hoger liggen dan in grotere ondernemingen. Een gunstige situatie die evenwel de obstakels niet mag verdoezelen die de ontwikkeling van kmo’s remmen, onder andere de moeilijkheid om financiering te vinden, nieuwe markten te veroveren of partnerschappen aan te knopen. Om nog maar te zwijgen over de problemen om bekwaam personeel aan te werven en op te leiden. Die struikelblokken beïnvloeden uiteraard hun productiviteit, maar ook hun looncompetitiviteit ...
“Slabakkende” lonen
20%: zoveel bedraagt het verschil volgens het rapport van de OESO tussen de verloningen aangeboden door de kmo’s en die van grote bedrijven op Europees niveau. Een trend die zich ook in België doorzet. Verschillende factoren kunnen die situatie verklaren: de moeilijkheden die verbonden zijn aan hun grootte, meer bepaald om toegang te krijgen tot strategische hulpmiddelen (competentie, financieringen, ...). Heel wat kmo’s zijn bovendien ook nog “jong”. 24,3% is minder dan vijf jaar oud en 44,1% minder dan tien jaar. Omdat ze afhankelijker zijn van het economische ecosysteem en van de “overheidsacties”, moeten ze ook een evenwicht zien te vinden tussen hun financiële stabiliteit (die aan het verbeteren is) en een vaak nog stagnerende rentabiliteit. Een context die een stijging van de lonen niet meteen in de hand werkt ...
Er bestaan oplossingen!
Ondanks dit alles vatten tal van kmo’s de koe bij de hoorns om het dagelijkse leven van hun werknemers te verbeteren en om de beste krachten aan te trekken en te behouden. En dat moet ook nu er een heuse “talentenoorlog” woedt. Zelfs als een loonsverhoging niet altijd mogelijk is, bestaan er alternatieven om bekwame profielen te overtuigen, meer bepaald met een dynamische werkcontext die de werknemer motiveert, maar ook met extralegale voordelen of flexibele verloningsmodellen: resultaatgebonden bonusplannen, aanvullend pensioen of een hospitalisatieverzekering. En dan hebben we het nog niet over het stijgende succes van de “winstpremie”. Het is dan ook geen toeval dat een kwart van de Belgische kmo’s deze mechanismes wil invoeren in de loop van 2019. Stuk voor stuk systemen die eenvoudig geïmplementeerd kunnen worden en zowel voor de werknemer als de werkgever fiscaal voordelig zijn. Maar dat is niet altijd genoeg ...
Overheidsacties ...
Zoals het rapport van de OESO benadrukt, moet de overheid tegen een achtergrond van extreme concurrentie en technologische veranderingen ook in actie treden om de groei van de kmo’s te blijven steunen. Hoe dan? Door de factoren te beïnvloeden die de groei stimuleren en door bepaalde struikelblokken op te heffen op het vlak van rekrutering, financiering en innovatie. De uitdaging bestaat er ook in de versnelling van de verspreiding van innovatie te bevorderen en ervoor te waken dat de kmo’s het ritme van de digitale transformatie kunnen volgen. De staat heeft er bovendien alle belang bij om een klimaat te creëren dat de werkgelegenheid en de permanente opleiding van het personeel aanmoedigt. Dat kan bijvoorbeeld door het opheffen van de administratieve verplichtingen of door de belastingdruk naar beneden te halen. Kwestie van de kmo’s dat noodzakelijke duwtje in de rug te geven, dat hen kan helpen om een betere rentabiliteit te verzekeren en de lonen te boosten ...
16.06.2019
Jacques Crahay: "We staan op een kruispunt!"
Als Groene Hoofdstad van Europa kreeg Oslo enkele Belgische bedrijven op bezoek voor een studiereis over decarbonisering. Jacques Crahay, CEO van Cosucra, een belangrijke speler uit de voedingssector, was erbij.
BNP Paribas Fortis Corporate Banking nodigde tachtig klanten uit om van 5 tot 7 februari mee te reizen naar Oslo. Ze kregen er de kans om zelf verschillende initiatieven op het vlak van decarbonisering te ontdekken. Voor die tachtig bedrijven was deze reis niet alleen een unieke gelegenheid om zelf te gaan nadenken over deze thematiek, maar ook om eventueel inspiratie op te doen en hun eigen energietransitie in een stroomversnelling te brengen. Een van de deelnemers was Jacques Crahay, CEO van Cosucra, een belangrijke speler in de productie van voedingsingrediënten die bijdragen tot de gezondheid en afkomstig zijn van chicorei en erwten. Daarnaast is Jacques Crahay ook Voorzitter van de Union Wallonne des Entreprises. Het bedrijf uit Warcoing was vroeger een familiale suikerfabriek (opgericht in 1852) en is een mooi voorbeeld van een organisatie die zichzelf voortdurend opnieuw weet uit te vinden: eerst was er de evolutie van suikerbiet naar chicorei en in de jaren 2000 zorgde de huidige bedrijfsleider voor een stevige ommekeer door te gaan mikken op erwten. Een succesverhaal dat van dit Waalse bedrijf een wereldleider maakt op het vlak van plantaardige eiwitten.
Een uitdaging van formaat
Oslo werd verkozen tot Groene Hoofdstad van Europa en werpt zich op als dé plek bij uitstek om van gedachten te wisselen en ervaringen te delen rond milieuvraagstukken en in het bijzonder decarbonisering. "Noorwegen, dat een beetje gezegend is door de goden omdat 100% van zijn elektriciteit uit waterkracht komt, heeft zeker een voorsprong op België. En dan met name op het vlak van de bewustwording rond deze uitdagingen en de middelen die ervoor worden ingezet", onderstreept Jacques Crahay. "Maar zijn de resultaten ook echt overtuigend? Daar ben ik niet zo zeker van en ik heb het bewijs ook niet gezien. Dat bevestigt een van mijn grootste bedenkingen: decarbonisering is een immense uitdaging!" Die vaststelling leek ook bevestigd te worden tijdens een van de hoogtepunten van ons bezoek aan Scandinavië ... "We hadden de eer om Jørgen Randers te ontmoeten (n.v.d.r. een Noorse universitair en een echte topfiguur op het vlak van klimaat; hij is ook medeauteur van onder meer het beroemde Meadows-rapport van de Club van Rome in 1972). Hoewel zijn toespraak (helaas!) een tikkeltje te kort was, ging ze wel degelijk in dezelfde richting. Ondanks de vele inspanningen heeft Noorwegen het moeilijk om zijn ecologische impact te verkleinen ..."
Elektrisch rijden als centraal gespreksonderwerp
Maar de strijd is daarom niet helemaal vergeefs. Integendeel zelfs! Verschillende bezoeken en conferenties die tijdens de reis werden georganiseerd, wisten de CEO van Cosucra te boeien. "Het was heel waardevol, zeker wanneer het ging over het wagenpark en het elektrische openbaar vervoer. Wat ik daarvan vind? Ik besefte des te meer dat bepaalde dingen gewoon onmogelijk zijn: alle voertuigen op fossiele energie vervangen door elektrische exemplaren is geen haalbare oplossing. We moeten globaler denken en rekening houden met onze vervoerswijzen." Noorwegen wordt trouwens vaak voorgesteld als het walhalla van de elektrische wagen (meer dan de helft van de verkochte wagens in Noorwegen in 2018) en is op dat vlak dan ook zeer ambitieus: het land wil tegen 2025 immers stoppen met de verkoop van wagens met thermische motoren.
En bij Cosucra? Een belangrijk strategisch thema
De bedoeling van deze studiereis was ook om de Belgische CEO's bewust te maken van hun eigen energietransitie. En waar staat Cosucra met zijn decarbonisering?
"Wij doen niet veel meer dan de andere bedrijven", bevestigt Jacques Crahay bescheiden. "Zo verhogen we de efficiëntie van ons gebruik van fossiele energie."
Het bedrijf tekende immers van bij het begin de Waalse Accords de Branche (Beleidsovereenkomsten) en stelde zichzelf het ambitieuze doel om zijn energie-efficiëntie ten opzichte van 2004 drastisch te verbeteren. "We moeten echter nog veel verder gaan als we het akkoord van Parijs willen naleven. De uitdaging? We kunnen die doelstellingen niet halen zonder onze economische modellen grondig te herzien. Of we zouden moeten kunnen inzetten op alternatieven ... die nog niet bestaan. Grof gezegd: het probleem is er en we staan ervoor. We kunnen het onmogelijk negeren. Om die reden is het een onderdeel van onze dagelijkse denkoefening rond de bedrijfsstrategie van Cosucra."
Duurzaamheid? Ook een menselijk verhaal
De acties voor het klimaat gaan over veel meer dan alleen CO2. Het bedrijf uit Warcoing zet dus niet alleen in op technische innovatie, maar ook op de ontwikkeling van zijn werknemers. "Om deze complexe toekomst aan te kunnen, moet onze structuur dynamisch zijn en de ontwikkeling van talenten stimuleren. Daarom hebben we ons piramidale organisatiemodel vaarwel gezegd en gekozen voor een managementsysteem waarbij de individuele keuzes, de competenties en de behoeften van het bedrijf samenkomen. Zo houden we iedereen gemotiveerd en kunnen we betekenis geven aan ons werk." En die betekenis is ook geworteld in de 'duurzame' dimensie van de activiteiten van Cosucra. "In de voedingsindustrie zijn deze vragen onvermijdelijk: waar komen onze producten vandaan, hoe spelen we in op de toenemende eisen van onze klanten, zijn onze processen efficiënt en hoe zit het met onze watervoetafdruk? We moeten dus nadenken op alle niveaus: zowel binnen de directie als in onze teams, en zowel op strategisch als op operationeel gebied. We voelen dat dit een scharnierperiode is: we staan allemaal samen op een kruispunt!"
Terug naar Oslo?
Het minste dat we kunnen zeggen, is dat de ervaringen in Noorwegen Jacques Crahay niet onberoerd hebben gelaten. "Het was een zeer mooi initiatief en het programma was goed uitgewerkt. En niet te vergeten: de keuze van deelnemers. Een gevarieerde en interessante groep." Voor herhaling vatbaar? "Ja, absoluut! Het was zeer waardevol. Een volgende keer mogen er trouwens nog meer momenten worden gepland om van gedachten te wisselen en ervaringen te delen met de hele groep. Misschien is het zelfs een idee om speeddatings te organiseren om de banden nog te versterken? We hebben zo veel om te delen en om samen over te praten. Het voordeel van dergelijke initiatieven is dat we tijd hebben. Daar moeten we van profiteren om elkaar nog beter te leren kennen!"
Jacques Crahay is bovendien niet de enige met de vraag om van gedachten te blijven wisselen over decarbonisering en de andere aspecten van de energietransitie in bedrijven. De Sustainable Business Ateliers die in het hele land georganiseerd worden, zijn een eerste antwoord op die vraag. Het concept is heel eenvoudig: na een korte inleiding zitten de deelnemers rond de tafel om het te hebben over hun eigen ervaringen. Zo kunnen ze niet alleen hun good practices met elkaar delen, maar ook waarschuwen voor valkuilen of waardevolle contacten uitwisselen. Hierbij hebben ze één doel voor ogen: de negatieve impact van hun activiteit verkleinen en hun positieve impact op de samenleving en onze planeet vergroten. Een initiatief dat onze klanten absoluut weten te waarderen.
Ontdek hoe ons Sustainable Business Competence Centre u op weg kan helpen naar meer duurzaamheid.
01.03.2019
Oslo, Groene Hoofdstad van Europa
De Noorse stad Oslo werd gekroond tot 'Groene Hoofdstad van Europa' voor 2019 en wordt zo de opvolger van Nijmegen in Nederland. De prijs werd uitgereikt door de Europese Commissie, die vooral lovend is voor de holistische aanpak van de stad op het vlak van duurzame ontwikkeling. Die aanpak focust op mobiliteit, sociale samenhang, volksgezondheid, burgerschap, biodiversiteit en uitstoot van broeikasgassen.
Ambassadeur van duurzame stadsontwikkeling
Oslo kreeg officieel de titel van 'Groene Hoofdstad van Europa 2019'. De stad die vroeger Christiania heette, telt bijna 675.000 inwoners en is 450 km² groot. Al jarenlang is ze een van de meest actieve steden op het vlak van duurzame ontwikkeling. In perfecte harmonie met de omliggende natuur, neemt de stad haar toekomst in handen en gaat ze de milieu- en klimaatuitdagingen die zo zwaar wegen op onze planeet ten volle aan. De titel van 'Groene Hoofdstad' wordt uitgereikt door de Europese Commissie op basis van een reeks criteria en zet op die manier steden in de kijker die een referentie zijn op het vlak van respect voor het milieu.
Deze bekroning is voor de Noorse hoofdstad een mooie gelegenheid om haar inwoners en bedrijven te blijven mobiliseren, maar ook om haar voorbeeldige beleid, good practices en milieukennis te delen om zo ook de andere lidstaten te inspireren. Oslo is een echte ambassadeur van duurzame stadsontwikkeling. Maar wat is nu precies het toekomstplan van de stad voor de komende jaren? Bijna 200 partners organiseren samen maar liefst 350 uiteenlopende evenementen, gaande van internationale conferenties tot wijkvergaderingen, met één doel voor ogen: zo dicht mogelijk bij de inwoners komen.
Oslo, toekomstige koolstofvrije stad
Oslo kreeg de titel van 'Groene Hoofdstad' vooral om haar globale aanpak. Ondanks het feit dat Noorwegen bekendstaat om zijn rijke energiebronnen, koos de hoofdstad van het land resoluut voor een duurzame transitie. Oslo wil haar uitstoot van broeikasgassen tegen 2020 immers met 36 % terugdringen en tegen 2050 zelfs een koolstofneutrale stad worden.
Zo'n tachtig klanten-ondernemers van BNP Paribas Fortis kregen de kans om die innovaties op het vlak van decarbonisatie zelf te gaan ontdekken tijdens een studiereis die begin februari werd georganiseerd door Corporate Banking. Het was trouwens al de derde editie. De bezoeken aan Berlijn en Parijs stonden in het teken van twee andere thema's - circulaire economie en smart city - die passen binnen de vier pijlers van de strategie die Corporate Banking vooropstelt.
Ruimte voor zachte mobiliteit
Oslo is de stad die wereldwijd het grootste aantal elektrische wagens per inwoner telt. Daarbovenop is het centrum van de stad voortaan verboden terrein voor motorvoertuigen ... De laatste jaren heeft Oslo enorme inspanningen geleverd om het autoverkeer in het stadscentrum terug te dringen en zo vrij spel te geven aan zachte mobiliteit, onder meer via de aanleg van infrastructuren om het gebruik van de fiets te stimuleren. Zo daalde het autoverkeer tussen 2005 en 2012 met 10 %, terwijl het gebruik van het openbaar vervoer sinds 2007 met 50 % is toegenomen. Tot slot rijdt een groot deel van de bussen en vuilniswagens op biogas, waardoor ze hun eigen bioafval en vuil stadswater zinvol gebruiken.
Stedenbouw goes green
De stad telt 3.000 meter aan waterlopen met een rijke biodiversiteit en startte daarom met een groot renovatieproject voor haar waterwegen. In het verleden werden immers heel wat rivieren en beken afgesloten om de stadsuitbreiding te kunnen opvangen ... Via dit nieuwe project wil Oslo de waterwegen echter opnieuw openstellen om ze toegankelijk te maken voor het grote publiek, het behoud van de ecosystemen te bevorderen en bij te dragen aan een doeltreffend regenwaterbeheer. Op het vlak van stadsvernieuwing is de wijk Vulkan een prachtig voorbeeld van een milieuvriendelijk bouwproject. Deze nieuwe wijk werd immers opgetrokken in wat voorheen een industriegebied was. Onze tachtig klanten-ondernemers mochten dit ecodistrict gaan bewonderen. Het is eigenlijk een volledig autonome 'stad in de stad' waar elk gebouw zelf energie produceert. Alle warmte die wordt geproduceerd, wordt er gecentraliseerd en opnieuw verdeeld.
Burgers en bedrijven
Een van de stokpaardjes die de stad naar voren schuift binnen haar actieve en innovatieve aanpak, is de burgerparticipatie. Het idee? Banden met de burgers aanknopen en versterken om ze zo steeds verder te betrekken bij de acties. En de bedrijven? Er werd een netwerk 'Business for Climate' opgezet om de samenwerking te versterken tussen de stad en de zakenwereld, maar ook met andere betrokken partijen zoals het maatschappelijk middenveld, ngo's en noem maar op. Het uiteindelijke doel is zonneklaar: samen nadenken over de gevolgen van handelstransacties op het leefmilieu. De bewustmaking bij de bedrijven vertaalt zich bovendien in verschillende projecten zoals de stadsboerderij van Losæter of het project Landbrukskvartalet.
Ambities voor de toekomst
De ideeën van de Noorse hoofdstad zijn bovendien nog lang niet uitgeput. Zo is de stad nog van plan om vanuit de luchthaven een groene wijk op te trekken, het zogenaamde Oslo Airport City-project. Die wijk wordt een intelligente, geconnecteerde en 100 % ecologische stad gebaseerd op het concept van de aerotropolis, of een 'luchthavenstad'. Over maar liefst vier miljoen km² zullen de gebouwen worden verbonden met een energiesysteem dat wordt gevoed met hernieuwbare energie. Zo zullen openbare gebouwen, woningen, scholen, slimme wegen en zelfs vliegtuigreizen vanaf 2025 100 % elektrisch zijn. Een groene en vernieuwende toekomst dus ... maar dan morgen al!
15.02.2019
Biotechs trekken massaal investeerders aan
Iedereen heeft het erover: biotechs zijn de nieuwe Belgische chocolade. De sector doet het momenteel uitstekend en biedt mooie investeringsmogelijkheden ... Maar dat is niet altijd zonder risico! Wij geven enkele tips om eventuele tegenslagen te vermijden.
Ablynx, Argenx, Asit, Bone Therapeutics, Biocartis, Celyad, Galapagos, MDXHealth, Mithra, Tigenix en Oxurion. Zeggen deze namen u iets? Met een klein dozijn bedrijven op de Brusselse beurs weet de Belgische biotechsector heel wat individuele investeerders te overtuigen. En op die beurs zijn zij niet alleen, want ook tal van andere Europese biotechs zijn momenteel op Euronext Brussel genoteerd. Maar, zoals ook de Franstalige krant L'Echo onderstreept, hebben de aandelen van biotechbedrijven een geheel eigen dynamiek die onder meer wordt beïnvloed door de validatiefasen van de producten die de sector produceert.
De sector kent een stevige opmars en de markt biedt een enorm potentieel, maar er is ook een keerzijde. Zo moeten investeerders rekening houden met een aantal specifieke kenmerken zoals de hoge financieringsbehoeften, de complexiteit van de activiteitsdomeinen of het onzekere karakter van de technologische innovaties en testfases. Bovendien mogen we niet vergeten dat een nieuwtje over het bedrijf de hele koers kan doen omslaan. Een recent voorbeeld daarvan is Asit, het bedrijf dat gespecialiseerd is in de behandeling van allergieën via immuuntherapie. In één jaar tijd verloor het maar liefst 70 % van zijn waarde!
Alleen voor de durvers?
Alle hierboven genoemde redenen zorgen ervoor dat de aandelen van biotechbedrijven zeer volatiel zijn. De mogelijke meerwaarden zijn dan wel aantrekkelijk, maar toch liggen faillissementen vaak op de loer, zoals eind 2015 ook gebeurde bij een aantal Franse biotechs. Beleggingen diversifiëren is dus meer dan ooit de boodschap, zodat u niet al uw eieren in dezelfde mand legt. Biotechbedrijven steunen bovendien vaak op één bepaald product. Als het fout gaat, is er dus geen plan B. Alles is uiteraard een kwestie van risico en omgaan met informatie ...
Het belang van klinische proeven
Biotechbedrijven volgen het specifieke tempo van verschillende testfases. Een nieuwe techniek of een nieuwe molecule heeft misschien veel potentieel, maar de klinische proeven zijn bepalend om die nieuwigheid ook te concretiseren. En die proeven gaan zowel over de veiligheid als over de doeltreffendheid van het product. Fase I, II, III of IV ... Elke stap in de validatie heeft zijn eigen risico's en opportuniteiten. U moet gewoon 'instappen' op het juiste moment en het wachten op de resultaten duurt vaak erg lang.
Weinigzeggende conclusies kunnen de koersen doen instorten, terwijl niet-sluitende proeven de toekomst van de biotech ook ronduit in gevaar kunnen brengen. En dat is niet alles, want ook het beheer van de planning – zoals vertraging of uitstel in testfases – kan een impact hebben op de beurswaarde. Het product komt bijvoorbeeld later op de markt, of erger nog, het bedrijf heeft extra financiële middelen nodig om verder vooruit te gaan ... Al deze gebeurtenissen kunnen dus een invloed hebben op de beurskoers. Aan de belegger om in zo'n geval het hoofd koel te houden.
Tijd investeren ...
Biotechs zijn dus geen solide geldbelegging ... Het is vrijwel onmogelijk om u in een dergelijk avontuur te storten zonder eerst zo veel mogelijk informatie in te winnen over het bedrijf in kwestie. U moet alles te weten komen over de historiek, het activiteitsdomein, de ontwikkelde innovaties en technologieën, de producten in de pipeline én over de mogelijke afzetmarkten, de groeivooruitzichten en de concurrentie ... En weet u dan genoeg? Niet noodzakelijk.
Het is moeilijk om een specialist te worden in een sector als deze. Het beste dat u kunt doen, is de trends opvolgen, zodat u kunt anticiperen op belangrijke veranderingen. Houd daarnaast ook de financiële gegevens van het bedrijf in de gaten – in het bijzonder de liquide middelen – en ga na welke beleggers inzetten op het bedrijf in kwestie. Tot slot is het nuttig om de licentieovereenkomsten of (reeds ondertekende of lopende) partnerships met grote laboratoria te analyseren. De actualiteit op de voet volgen dus ... Aangezien het gaat om toch wel zeer complexe informatie, is het misschien een mogelijkheid om te kiezen voor collectief beheer.
Wist u dat er fondsen specifiek voor biotechnologiebedrijven bestaan, zoals Epimède?
Epimède werd opgestart in 2015 en belegt op lange termijn in technologische groeibedrijven die gevestigd zijn in Brussel en Wallonië. Zes goudklompjes konden al rekenen op zowat 20 miljoen euro. Dit fonds wordt bewaard door private equity-spelers waaronder BNP Paribas Fortis Private Equity.