Sinds 1 april 2017 worden alle faillissementsdossiers elektronisch geregistreerd en bijgehouden in een Centraal Register Solvabiliteit: wat zijn de gevolgen voor de ondernemingen?
Het Centraal Register Solvabiliteit bevat een inventaris van alle faillissementsdossiers. Daar zullen zij 30 jaar lang digitaal worden bijgehouden. De wetswijziging van 1 december 2016 geeft het beheer van dit register aan de communautaire Ordes van Advocaten.
Het register moest eigenlijk begin 2017 actief worden, maar werd uiteindelijk pas op 1 april laatstleden geopend. De redenen voor het uitstel zijn voornamelijk technisch. De gegevens van de nieuwe faillissementen waren niet de enige zaken die in het register moesten worden opgenomen. Het uitstel was noodzakelijk om de beschikbaarheid van informatie over oude dossiers te verzekeren.
Wat vindt u in het Centraal Register Solvabiliteit?
Alle documenten en gegevens van de faillissementsprocedure zijn erin opgenomen, met inbegrip van de vorderingen en de processen-verbaal van nazicht. De raadpleging moet vertrouwelijk blijven. Als u de informatie niet vertrouwelijk houdt, riskeert u een sanctie.
Goed om te weten:
Als u informatie zoekt over een afgesloten faillissementsdossier, kunt u terecht bij de Kruispuntbank voor Ondernemingen (KBO).
Wie heeft toegang?
Het register kan alleen worden geraadpleegd door de gefailleerde en zijn schuldeisers. De toegang wordt uitgebreid naar de advocaten die een rol spelen in het faillissement. Er wordt een financiële bijdrage gevraagd om het register te raadplegen en om een vordering aan te geven. De bevoorrechte schuldeisers (RSZ, banken, personeel) blijven voorrang hebben op u. Als u echter een voorrecht kunt bewijzen (bijvoorbeeld een verkoop met voorbehoud van eigendom in uw voordeel in de algemene voorwaarden), is er meer kans dat u uw geld zult krijgen.
Wanneer kan ik er een vordering indienen?
Vanaf nu. Iedere vordering tegen een failliete onderneming kan al digitaal bij het register worden ingediend. De elektronische aangifte van een vordering kost 6 EUR per aangifte. Ook al valt er niets te recupereren, toch hebt u er op zijn minst een fiscaal belang bij om dat toch te doen: het attest van verlies van de curator.
Een vordering indienen, kan via de officiële website: regsol.be.
Wat met de verjaring van gegevens?
De bewaringstermijn van de gegevens is vastgelegd op 30 jaar vanaf het afsluitingsvonnis van het faillissement. Na 30 jaar gaan de gegevens naar het Rijksarchief.
10.06.2024
Elektronische facturatie tussen bedrijven wordt verplicht
Het wetsontwerp dat die verplichting wil invoeren in ons land, ligt momenteel voor bij het federaal parlement. Na de goedkeuring van het ontwerp, gaat de verplichte ‘B2B e-invoicing’ in vanaf 1 januari 2026. Onze experts leggen uit waarom België de nieuwe regels wil invoeren, wat de gevolgen zijn voor uw onderneming en hoe we u voortaan nog beter kunnen helpen.
“Het wetsontwerp sluit aan bij internationale ontwikkelingen en initiatieven op Europees vlak”, steekt Nicolas De Vijlder, Head of Beyond Banking bij BNP Paribas Fortis, van wal. “Europa streeft naar een geharmoniseerde digitale standaard. Een gestructureerde elektronische facturatie tussen bedrijven moet ook de administratieve lasten rond facturen verlagen, waardoor bedrijven efficiënter kunnen werken en hun concurrentiekracht verhogen. Door de btw-aangifte te automatiseren, kan de overheid bovendien belastingfraude tegengaan. En ze kan haar economisch beleid aanpassen op basis van meer kwalitatieve gegevens.”
Geen revolutie maar evolutie
“De nieuwe regulering is niet zozeer een revolutie maar wel een evolutie”, vult Erik Breugelmans, Deputy Managing Director bij BNP Paribas Factoring Northern Europe, aan. “De digitalisering neemt toe in alle domeinen van de samenleving. Kijk maar naar de stijging van het elektronische betaalverkeer en de bijkomende verplichtingen van de voorbije jaren rond elektronische facturatie naar de overheid toe. In dat opzicht is het wetsontwerp voor een verplichte elektronische facturatie tussen bedrijven een logische volgende stap. Onze bank wil zeker meewerken aan dat proces, al is het niet de bedoeling dat we de taak van de boekhoudprogramma’s of fintechs overnemen. We staan wel klaar om onze klanten te helpen op het gebied van betalingen en financieringen.”
De impact op bedrijven
“Klanten moeten zich ervan bewust zijn dat de nieuwe regelgeving een impact zal hebben op zowel interne als externe processen”, gaat Erik Breugelmans verder. “Het gros van de Belgische bedrijven is vooral internationaal gericht, waardoor de invoering van de elektronische facturatie complexer zal zijn dan voor bedrijven die op een interne markt terugvallen. Aangezien de wet in één beweging zal worden uitgerold, is het belangrijk om op tijd te starten met de voorbereidingen.”
“De nieuwe regelgeving heeft niet alleen gevolgen voor de boekhoudafdeling van een bedrijf, maar ook voor zijn IT-afdeling”, benadrukt Nicolas De Vijlder. “Vormvereisten worden zeer belangrijk, anders werkt het automatische proces niet. Het grote voordeel van een doorgedreven automatisering is wel dat alles sneller en efficiënter kan verlopen. De tijd tussen het versturen en betalen van een factuur wordt korter en kasstromen worden beter voorspelbaar. Bovendien neemt de kans op fouten af en wordt het risico op fraude kleiner, aangezien alle transacties langs een beveiligd kanaal passeren.”
Klaar om u nog beter te begeleiden
“Dankzij de doorgedreven digitalisering als gevolg van de nieuwe regelgeving, zullen we betalingen verder kunnen optimaliseren”, besluit Erik Breugelmans. “Het is onze rol als bank om de vorderingen van onze klanten zo snel en vlot mogelijk te financieren. Zo kunnen ze eenvoudiger beschikken over hun werkkapitaal. Bovendien hebben we al een heel proces doorlopen op het vlak van automatisering op grote schaal, waardoor we ons snel kunnen aanpassen aan de nieuwe regels. We kunnen ook een beroep doen op de expertise van de BNP Paribas-groep. Die ontwikkelt momenteel een e-invoicing-oplossing voor grote bedrijven.”
Meer weten?
Beluister de aflevering over B2B e-invoicing.
15.07.2019
De 'nieuwe' naamloze vennootschap onder de loep
Het Wetboek van vennootschappen en verenigingen werd grondig herzien. De naamloze vennootschap overleefde de hervorming, maar kreeg een grondige update. Dit zijn de belangrijkste veranderingen.
Na een lang wetgevingsproces trad de grote hervorming van het vennootschaps- en verenigingsrecht op 1 mei 2019 in werking. Een ware revolutie om de werking van het economische leven in België te moderniseren en te vereenvoudigen. De voornaamste wijziging was de vermindering van het aantal juridische vennootschapsvormen van een twintigtal naar slechts zes. Een grondige inkrimping, maar de naamloze vennootschap wist toch te overleven. De nv blijft de juridische referentievorm bij uitstek voor grote bedrijven, maar onderging toch enkele grote veranderingen.
De bedoeling? Vereenvoudiging en flexibiliteit
Het streven naar vereenvoudiging en flexibiliteit vinden we in de eerste plaats terug in de wijziging van de oprichtingsmodaliteiten. Voortaan is slechts één aandeelhouder immers voldoende om een nv op te richten. Een andere vereenvoudiging is de mogelijkheid om slechts één bestuurder aan te stellen aan het hoofd van het bedrijf, terwijl dat er vroeger minstens drie (of twee, indien er slechts twee aandeelhouders waren) moesten zijn.
De volledige governance van de nv werd bovendien herbekeken om de werking ervan te vergemakkelijken. Zo zien we nu drie mogelijke modellen: de aanpak met slechts één bestuurder, een monistisch systeem met alleen een raad van bestuur (standaardoplossing) of een duaal bestuur. Dat laatste bestaat uit twee organen met elk een takenpakket dat hen specifiek door de wet is toegekend: een raad van toezicht en een directieraad. In dit tweekoppige beheer zijn dubbele mandaten voortaan wel verboden.
Nog steeds met het oog op vereenvoudiging, wordt de terugkoop van eigen aandelen vandaag eenvoudiger, want het plafond van 20% werd afgeschaft. Deze operatie blijft evenwel onderworpen aan zeer strikte regels om ervoor te zorgen dat de aandeelhouders gelijk behandeld worden en om de transparantie te waarborgen bij een eventuele wederverkoop van de aandelen.
Meer vrijheid
Dit is wellicht een van de grootste veranderingen van de hervorming: de mogelijkheid om af te wijken van het principe 'één aandeel, één stem'. Hoewel dit de standaardregel blijft, kunnen niet-beursgenoteerde bedrijven er voortaan voor kiezen om aandelen uit te geven zonder stemrecht, of het tegenovergestelde met een meervoudig stemrecht (onbeperkt). Ze kunnen zelfs aandelen uitgeven met een stemrecht gekoppeld aan een specifieke of 'voorkeurssituatie', bijvoorbeeld in het kader van een kapitaalverhoging. Met andere woorden? Ze krijgen een pak meer beweegruimte ... Ze moeten echter wel een statutenwijziging doorvoeren en 75% van de stemmen behalen om dit mechanisme in te voeren.
Voor de beursgenoteerde nv's zijn er minder mogelijkheden. De aandelen kunnen evenwel worden uitgegeven met een dubbel stemrecht. De voorwaarde is dan wel dat ze op naam zijn, volledig volgestort en in handen van dezelfde aandeelhouder sinds minstens twee jaar. Bij een overdracht verdwijnt dat tweede stemrecht (tenzij in uitzonderingen: familie-overdrachten en overdrachten binnen de groep). Om dit systeem in te voeren, is een tweederdemeerderheid nodig. Volgens de experten zou dit systeem bovendien buitenlandse bedrijven kunnen aanzetten om een notering op Euronext Brussels te vragen.
Beperktere bestuurdersaansprakelijkheid
De wetgever zorgde ook voor een beperktere bestuurdersaansprakelijkheid, onder meer om België aantrekkelijker te maken bij hogere buitenlandse profielen. Er geldt voortaan een plafond voor die aansprakelijkheid, zowel ten opzichte van de vennootschap als van derden, en ongeacht de (buiten-)contractuele grondslag van de aansprakelijkheid. Dat plafond varieert naargelang de grootte van het bedrijf: tot 250.000 euro voor 'kleine' bedrijven en maximaal 12 miljoen euro voor de grote. Voor dat plafond zijn er uiteraard ook een reeks uitzonderingen, zoals lichte fouten die eerder gewoonlijk dan toevallig gebeuren, ernstige fouten, bedrieglijk opzet of oogmerk om te schaden, fiscale en sociale schulden of ernstige fiscale fraude.
Statutaire zetel: minder onzekerheden
In België is vanaf nu de statutaire zetel bepalend voor de nationaliteit van het bedrijf. Het is dus wel degelijk de maatschappelijke zetel opgenomen in de statuten – en niet meer de plaats van de vestiging van de voornaamste eenheid volgens de theorie van de 'reële zetel' – die voortaan bepaalt welk recht van toepassing is op de onderneming. De bedoeling daarvan is dat de Belgische bedrijven met een operationele eenheid in het buitenland de Belgische wetgeving met zich 'mee kunnen nemen'. Het tegenovergestelde geldt uiteraard ook ... Buitenlandse bedrijven vallen dus onder hun eigen regelgeving. Deze nieuwe aanpak zorgt voor heel wat verduidelijking, want vroeger was het voor bedrijven niet altijd vanzelfsprekend om hun reële operationele zetel te bepalen. Deze grotere juridische zekerheid zou de bedrijven ook moeten geruststellen, met name bij de overdracht van een land naar een ander. Op fiscaal vlak blijft de theorie van de 'reële zetel' evenwel van kracht.
Overgang nog bezig
Dit nieuwe wettelijke kader is dus van toepassing sinds 1 mei 2019 voor de oprichting van nieuwe vennootschappen of verenigingen. Voor de reeds bestaande bedrijven is 1 januari 2020 van belang (tenzij ze hun 'opt-in' reeds voor die datum wensen te gebruiken): sommige regels van de hervorming zullen voor de bestaande bedrijven vanaf volgend jaar van toepassing zijn. Bovendien werd er tussen 2020 en 2023 een overgangsperiode voorzien om alle bestaande structuren de kans te geven om hun statuten en juridische vorm te herbekijken. Voor sommige situaties is eveneens een aanpassing van de aandeelhoudersovereenkomsten of managementovereenkomsten nodig. Die bijwerking zou ten laatste tegen 1 januari 2024 in orde moeten zijn. Een periode die bovendien nuttig kan zijn om even grondig na te denken over de nieuwe juridische gedaante van het bedrijf.
09.04.2019
Groen licht voor nieuw vennootschaps- en verenigingsrecht
Vanaf 1 mei 2019 gelden er nieuwe juridische spelregels voor Belgische vennootschappen en verenigingen.
De Belgische Kamer van volksvertegenwoordigers keurde op 28 februari het wetsontwerp goed voor een nieuw Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen. De bedoeling? Het huidige juridische kader moderniseren, nauwer aansluiten bij de praktijk en Belgische bedrijven helpen om beter te concurreren met hun Europese collega’s.
Grote impact
De nieuwe regels gelden vanaf 1 mei 2019 voor alle nieuwe vennootschappen en verenigingen, en vanaf 1 januari 2020 voor alle bestaande vennootschappen en verenigingen (tenzij die gebruikmaken van een ‘opt-in’ vóór die datum). De massaconversie zal wellicht plaatsvinden tussen 2020 en 2023. In die periode moeten alle bestaande vennootschappen en verenigingen hun statuten en rechtsvorm herbekijken.
Vertraging
De nieuwe regels zouden normaal gezien ingaan op 1 januari van dit jaar, maar de goedkeuring van het wetsontwerp liep vertraging op door de regeringsperikelen van de voorbije maanden (premier Michel diende op 18 december 2018 het ontslag van de regering in na een groen-rode motie van wantrouwen, red.). Op dit moment is de nieuwe wetgeving weliswaar goedgekeurd door de Kamer, maar nog niet gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Het is bovendien nog even wachten op de uitvoeringsbesluiten. De nieuwe regels gaan niettemin in op 1 mei van dit jaar.
27.03.2019
UBO-register: tot 30 september 2019 om te registreren
Het UBO-register (waarbij UBO staat voor Ultimate Beneficial Owner) deed op 1 januari zijn intrede. Dat register is een soort databank met alle 'uiteindelijke begunstigden' van de bedrijven. Hiermee wil de overheid de strijd tegen het witwassen van geld en de financiering van terrorisme nog verder aanwakkeren. Maar wie zijn die 'UBO's' eigenlijk en wat moeten bedrijven precies doen?
Wie zijn de 'UBO's'?
De bedoeling is om een centraal en up-to-date register aan te leggen van alle 'uiteindelijke begunstigden' in ons land. Die 'UBO's' kunnen variëren naargelang de juridische entiteit waaraan ze verbonden zijn. Voor de bedrijven zijn dat:
- de vennoten of aandeelhouders die rechtstreeks of onrechtstreeks beschikken over meer dan 25% van de aandelen of het kapitaal van de vennootschap of meer dan 25% van de stemrechten;
- de natuurlijke personen die zeggenschap hebben over het bedrijf via andere middelen (een aandeelhoudersovereenkomst, het recht om de leden van de raad van bestuur te benoemen, een vetorecht enz.);
- indien niemand in deze twee categorieën kan worden geïdentificeerd, dient het hoger leidinggevend personeel te worden geregistreerd. In dat geval moet deze keuze door het bedrijf worden toegelicht, gegrond en gedocumenteerd.
Bij een vzw of een stichting zijn de uiteindelijke begunstigden de volgende (in deze volgorde): de leden van de raad van bestuur, de personen die gemachtigd zijn om de vereniging te vertegenwoordigen, de personen belast met het dagelijkse bestuur, de stichters van een stichting en de natuurlijke personen in wier belang de vzw of stichting werd opgericht.
Welke informatie moet u meedelen?
Belangrijke verduidelijking: indien er in het bedrijf meerdere 'UBO's' zijn, moeten deze allemaal in het register worden opgenomen. De gegevens die u in de toepassing dient in te voeren, variëren vervolgens naargelang de categorie van uiteindelijke begunstigde ... In de eerste plaats wordt u gevraagd om identificatiegegevens in te voeren (naam en voornaam, geboortedatum, nationaliteit, volledig verblijfsadres, rijksregisternummer enz.), de datum waarop de persoon UBO is geworden en ook de betrokken categorie(ën).
Daarnaast worden enkele aanvullende gegevens gevraagd, met name om te bepalen of het gaat om een afzonderlijke of gegroepeerde UBO (wanneer het zeggenschap voortvloeit uit de coördinatie met meerdere personen) en een rechtstreekse of onrechtstreekse UBO (in dat laatste geval moet ook het aantal tussenliggende entiteiten worden aangegeven, alsook hun identificatie – in punt 4.3 van de FAQ van de FOD Financiën wordt uitgelegd hoe u een indirecte uiteindelijke begunstigde dient te identificeren). Tot slot wordt ook het percentage aandelen of stemrechten gevraagd. De registratie is overigens ook verplicht voor een buitenlandse UBO of een UBO die in een ander land verblijft.
Online en vóór 30 september!
Elk bedrijf heeft dus enkele maanden de tijd om zijn registratieplicht te vervullen. De deadline (oorspronkelijk 31 maart) werd immers tot 30 september 2019 verlengd. Ook de procedure werd 'vereenvoudigd': u kunt uw begunstigden registreren via de speciaal daartoe voorziene toepassing op het MyMinFin-portaal (voor burgers) of MyMinFinPro (voor de wettelijke vertegenwoordigers van een juridische entiteit). De fiscale overheid zorgde bovendien voor enkele gebruikershandleidingen, zowel voor de wettelijke vertegenwoordigers van het bedrijf als voor de mandatarissen.
Altijd up-to-date
Na de registratie wordt de 'uiteindelijke begunstigde' door de Administratie van de Thesaurie op de hoogte gebracht van zijn inschrijving. Bovendien moeten de UBO's het register ook verplicht bijwerken. De informatie moet immers correct, nauwkeurig en actueel zijn: alle wijzigingen moeten dus binnen de maand worden meegedeeld. Bedrijven moeten overigens elk jaar bevestigen of de gegevens in het kadaster correct zijn.
Fikse boete bij niet-naleving
Niemand twijfelt eraan dat de bedrijven wel degelijk zullen doen wat de fiscus hen vraagt. De boetes die de wetgever oplegt, kunnen immers oplopen van 250 tot wel 50.000 euro. Die boetes worden opgelegd aan de bestuurders, of in voorkomend geval aan een of meerdere bedrijfsleiders.
Wie heeft toegang tot het register?
Naast uiteraard de bevoegde autoriteiten, hebben ook bankinstellingen en het grote publiek toegang tot de databank. De toegang is evenwel betalend en beperkt tot een bepaalde hoeveelheid informatie. Bovendien wordt de raadpleging van de gegevens geregistreerd en bewaard gedurende een periode van tien jaar. Iedereen kan tot slot vragen om zijn informatie (volledig of gedeeltelijk) te verbergen bij de raadpleging ... Die vraag tot afwijking kan ook worden ingediend via het elektronische platform. Zo'n afwijking betekent echter niet dat u uw gegevens niet hoeft te registeren.
Hebt u hierover toch nog bijkomende vragen? Dan kan u terecht op het daartoe voorziene e-mailadres van de fiscale administratie: ubobelgium@minfin.fed.be.